Hoerejacht, Drie Groene Eikels, Vette Knol, Kreupeltje, Doornkroontje en Tussen Hel en Vagevuur. Het zijn straatnamen die ik tegenkwam bij mijn stadswandeling door Enkhuizen. Niet bedacht door ambtenaren die origineel wilden zijn bij de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk, maar straattaal van de inwoners honderden jaren geleden. In een eeuwenoud vissersstadje dat zijn hoogtijdagen beleefde tijdens de Gouden Eeuw.
Thuishaven van de VOC
Het is onverwacht prachtig blauw tussen heel veel regendagen in als ik met de trein het station binnenrijd. Dit oude kopstation ligt aan de haven. Daar waar ooit schepen van de VOC naar Indië vertrokken, in een stad die al veel eerder bekend was door zijn haringvloot. Even later zie ik dat het wapen van de stad dan ook uit drie horizontale haringen bestaat. Er blijkt jarenlang op hoog niveau gesteggeld te zijn of die naar links of rechts moesten kijken. Ik kijk alleen zijdelings naar mijn geprinte stadswandeling door Enkhuizen en volg vooral Bregje Schipper die niet alleen als Wandelvrouw boeiend over alle ins en outs van het wandelen schrijft, maar ook een hele goede gids blijkt te zijn van haar thuisstad. Ik word door stegen geleid, over ophaalbruggetjes, weggetjes en dijken en langs een grachtje dat eens de haven van de stad was. Vanaf de Zeemuur staar ik over de voormalige Zuiderzee.
Van Paulus Potter tot de Enkhuizer Almanak
Eerlijk gezegd had ik niet echt verwachtingen van Enkhuizen, daar op de kale punt van de pukkel in het IJsselmeer. Maar naarmate de stadswandeling vordert, word ik steeds enthousiaster. We zijn het station nog niet uit of over het grasveld kijk ik op tegen de niet te missen Zuiderpoort (ook bekend als De Drommedaris). In 1540 gebouwd als onderdeel van de stadsmuur, nu bioscoop, bar en expositieruimte. We lopen langs het kleine museum van de Enkhuizer Almanak. Je weet wel dat piepkleine beige boekje met rode opdruk. Wij hadden er thuis eentje liggen. En hij blijkt tot mijn verbazing nog steeds jaarlijks uitgegeven te worden. Sinds 1595. We passeren standbeelden van de Enkhuizer Paulus Potter en van de voor mij onbekende geleerde en stadsdokter Bernardus Paludanus die vooral om zijn rariteitenkabinet in de Gouden Eeuw in binnen- en buitenland bekend was. Volgens Bregje de Leonardo da Vinci van De Lage Landen.
Historisch centrum
Het is bijna niet voor te stellen maar in 1622 woonden er in Enkhuizen meer mensen dan nu. Van het historisch centrum uit die welvarende tijd is veel bewaard gebleven. Zoals de waag, het muntgebouw, het peperhuis, en van latere datum het stadhuis, gebouwd door een leerling van Jacob van Campen die het stadhuis op de Dam in Amsterdam heeft gebouwd. Wat mij vooral aansprak: de oude gevangenis die eruit ziet als een variant op de toren van Pisa. Gebouwd van hout, waarna er een stenen muur omheen is gezet. Het verhaal gaat dat alles bewust scheef was, zodat als een gevangene wilde vluchten, deze zijn evenwicht verloor zodra hij naar buiten wilde. Dat is hoe dan ook een goed verhaal.
Vestingwerken en waterpoorten
Over de 16e eeuwse bolwerken lopen we terug naar het station. We komen langs oude waterpoorten en een stadspoort terwijl ik geniet van het uitzicht. Aan de ene kant de kerktorens van de stad. Dat waren er ooit bijna honderd, op zo’n 22.000 inwoners. Aan de andere kant het landelijk buitengebied waar de Broekers woonden. De vestingwerken moesten hen en andere vijanden buiten de poort houden. Dat is goed gelukt gezien het historisch rijke centrum. Ik heb maar een fractie gezien, realiseer ik me terug op het station. Dus weet ik nu al: het wordt tijd voor een comeback. Van mij en voor Enkhuizen.